Blog: Langs de lijn Daar sta je dan…

De mountainbike van mijn zoon krijg ik maar net in mijn C1 gepropt, met de klep half open, is het best koud onderweg. Natuurlijk heb je alles over voor je kind. Bidon, banaan, bike? Check. Helm, handschoenen? Check. Route? Check.

Eens in de twee weken traint de jeugdmountainbikeclub niet op het eigen terrein, maar in een bos in de regio, gewoon leuk voor de afwisseling. We verzamelen bij de parkeerplaats. Als we compleet zijn, volgt het startsein en de jeugd knoert weg, de vrijwillige begeleiders knoerten erachteraan. Lekker fietsen.

Het is voor ouders zoals ik dan een kwestie van zitten, staan of hangen, ergens in het bos. Er is geen koffiehuis in de buurt, slechts een oude boomstronk, het liefst zonder mierennest, kan als bankje dienen. Je kunt ook in je auto gaan zitten, maar dan kun je niet met andere ouders kletsen, en dat is wel zo gezellig en tijd dodend. Je wordt op een gegeven moment koud tot op het bot, de training duurt anderhalf uur en de tijd gaat maar langzaam, heel langzaam…

Totdat een begeleider langskomt fietsen en roept: “We zijn er eentje kwijt”. Hij brabbelt de naam om wie het gaat onverstaanbaar, ene Mats. Dat lijkt helemaal niet op de naam van mijn zoon, denk ik nog, dus geen reden tot paniek. Kennen we een Mats? Totdat het wel degelijk om mijn zoon blijkt te gaan, Massimo. Ik zie er rustig uit, maar in mijn hoofd ploppen de vragen om de haverklap op. Hoe groot is dit bos? Wanneer wordt het donker? Gaat het echt wel om hem? Is hij alleen? Waar is hij gebleven? Is er iets gebeurd? Waar is hij? Is hij in paniek? Is hij gewond? Hoor ik sirenes?

Hoe langer de tijd duurt, hoe meer vragen er in je opkomen en de ongerustheid neemt toe en toe, ik ga nu zelf zoeken …

Dan ineens de opluchting, ze hebben hem gevonden, binnen een half uur, eind goed, al goed. Niks aan de hand. Hij had een verkeerde afslag genomen. Sinds dit incident krijgen de jongste leden een zendertje mee, zodat ze altijd te traceren zijn. Fijn dat mijn zoon een bijdrage aan de professionalisering heeft kunnen leveren. Bij mij zit de schrik er nog steeds in, het blanco vertrouwen is weg.

Tijdens een andere training valt er iemand, “het ziet er niet goed uit”, hoor ik. “Het gaat om de vader van…”. Mijn eerste gedachte waar ik direct spijt van heb: ‘pff gelukkig gaat het niet om mijn kind dit keer’. De ambulance wordt gebeld. Het lijkt ondenkbaar dat de ambulance midden in het bos kan komen, zeker niet met al die afgesloten paden. De broeders hebben een grote sleutelbos bij zich en warempel, ze vinden binnen enkele seconden het juiste sleuteltje en openen het slot van de hefboom. Ze bereiken de plek waar de gewonde vader ligt, hij is weer bij kennis maar heeft een gebroken schouderblad. Verschrikkelijk. Hij wordt naar het ziekenhuis gebracht, voor zijn zoon en hun auto zorgen de andere ouders wel. Het is blijkbaar niet meer de vraag of er de komende training wat staat te gebeuren, maar wat. Deze sport is toch maar vrij risicovol, vind ik.

Een keer per jaar gaat de mountainbikeclub op kamp. Natuurlijk wil mijn zoon mee. Een ouder zoals ik kan dan alleen maar doemdenken, zeker na de korte vermissing in het bos en andere ongelukken tijdens de trainingen. En dan sta je niet meer langs te lijn, maar er is een grote afstand tussen het kamp en thuis. ‘Ach, wat kan er nou misgaan’, probeer ik mezelf de moed in te praten. Natuurlijk wensen we hem veel plezier en zwaaien we hem enthousiast uit. Dag 2: de telefoon gaat. Mijn zoon ligt in het ziekenhuis met een grote jaap in zijn knie. Door het ‘sturen haken’ is hij met zijn knie langs het asfalt geschraapt, op het enige stukje asfalt naar het clubhuis toe. Eerste hulp is gegeven, een ziekenwagen heeft hem afgevoerd, twee begeleiders gingen mee. Ze hebben zich echt goed over hem ontfermd, maar we kregen een ‘oud mannetje’ thuis, dat nauwelijks kon lopen. Na weken was hij pas hersteld. Een groot litteken als herinnering aan het jeugdmountainbikekamp. Mijn zoon is nu van mountainbiken af en overgestapt op wielrennen, wel ja, in de top 5 van meest risicovolle sporten. En je gunt hem zijn sport, natuurlijk. De valpartijen zijn ontelbaar, de blessures ook.

Daar sta je dan, als ouder langs de lijn. Veel kinderen houden van sporten, met vallen en opstaan, de meeste ouders doen er alles aan dat hun kinderen kunnen sporten. Dan vraag ik mezelf toch het volgende af. Wat is de absolute meerwaarde voor een ouder zoals ik? Uren kou lijden, het peinzen, de angsten voor wat er allemaal kan gebeuren, je kind zien lijden na een ongeluk, tergend. Dat is dan maar topdenksport en ik doe het mezelf echt aan. Niemand heeft gezegd dat ik zo moet denken, maar de ongevallen stapelen zich zo op, dat ik niet meer anders kan denken.

Als antwoord op mijn vraag: de meerwaarde is dan toch, als ik iets moet bedenken, dat het de meeste tijd wel goed gaat met de sportactiviteiten van je kinderen. Ze vinden het heerlijk, ze genieten ervan, het is toch stukken gezonder dan op de bank zitten met zo’n stom schermpje. En als ik ze zo sportief bezig zie, laat ik mijn zorgen varen en dan sta ik gewoon als trotse moeder langs de lijn.

Delen op social media

Word nu lid van de Nationale Bond EHBO

Schrijf je hier in