Brandwonden bij kind laten ook diepe sporen na bij ouders
Schuldgevoel is enorm groot
Als een klein kind brandwonden oploopt, heeft dat ingrijpende gevolgen voor het hele gezin. Sommige ouders ontwikkelen zelfs posttraumatische stressklachten (PTSS). Pedagoge Anne Bakker promoveerde op haar onderzoek naar de impact van een brandwondenongeval.
Meer dan één op de vier patiënten in een brandwondencentrum is een kind onder de vier jaar. Dat hoge aantal is te wijten aan de dunnere huid die kleine kinderen vergeleken met volwassenen hebben. Een ongeluk met een kopje hete thee of koffie kan daarom bij een kind over een groot gedeelte van het lichaam zeer ernstige brandwonden opleveren. En zo’n heftig ongeluk is het begin van een emotioneel zware tijd voor zowel kind als ouders.
Vooral het schuldgevoel speelt daarbij een rol. Ingrid Versteeg uit Beverwijk, moeder van Jim (5) en Nick (8) kan daarover meepraten. Haar zoontje Jim raakte gewond door hete koffie. “Al ben je nog zo voorzichtig, een ongeval zit echt in een heel klein hoekje. In één seconde kan het gebeuren.”
De peutermuziekles was elke week een feestje, zowel voor Jim, op dat moment 2½ jaar oud én voor Ingrid. Tot die laatste keer vlak voor de herfstvakantie. “We zouden met ons gezin naar de camping gaan dus na de koffie wilde ik eigenlijk opstappen. Maar ja, het was allemaal gezelligheid, de kleintjes kregen limonade en een snoepje. Dus ik liet me overhalen om nog een tweede kopje te nemen.”
Reflex
“Jim zat naast me op een krukje. Op een gegeven moment maakte hij een beweging waardoor ik dacht dat hij van zijn kruk afviel. In een reflex wilde ik hem opvangen en goot daarbij mijn kop koffie over hem heen. Hij kreeg alles over zijn nek, schoudertjes en een deel over zijn borst. Jim begon natuurlijk vreselijk te huilen. Ik voelde de grond onder me vandaan zakken. In mijn paniek hield ik Jim onder de koude kraan van het toilet. Tot iemand zei dat het beter was om met lauw water te koelen. Dat kon in de keuken.”
Het brandwondencentrum was dichtbij dus daar werd Jim meteen heengebracht én opgenomen. “Hij had 2e graads brandwonden. Gelukkig was een huidtransplantatie niet nodig. Twee nachten bleef hij in het ziekenhuis, daarna werd hij nog vijf keer poliklinisch behandeld. Het verwisselen van de verbanden hoefde gelukkig niet elke keer, want dat was zó pijnlijk. En dan zag je dat koppie… Uiteindelijk onderging hij alles heel flink. En raakte hij niet te erg overstuur.”
Vragenlijsten
Jim’s huid genas mooi. “Nu, drie jaar later, zie je er bijna niets meer van. Bovendien herinnert hij zich niets van het ongeluk. Ik vond mezelf lange tijd een enorme sukkel. Als iemand vroeg: ‘hoe is het nu met Jim?’ dan voelde ik me vreselijk schuldig. Van alle kanten hoorde ik ‘het kan iedereen overkomen’ maar toch zat dat schuldgevoel heel diep. Het heeft wel een tijd geduurd voordat dat weg-ebde. Ik kan er nu gewoon over praten. Er zijn geen littekens meer die ons herinneren aan het ongeval.” Naar aanleiding van vragenlijsten die zij in het kader van Anne Bakker’s onderzoek invulde, had zij soms nog contact met een nazorg-verpleegkundige. Maar psychologische hulp was niet nodig. “Door veel te praten met mijn man kon ik het een plek geven.”
Traumatisch
Dat lukt niet in alle gevallen, weet pedagoge Anne Bakker inmiddels. Zo’n brandwondenongeval kan ook voor ouders een traumatische gebeurtenis zijn. “Daarbij is de mate van littekens bij het kind van invloed op de schuldgevoelens en stress-klachten. Anderhalf jaar na het ongeval blijkt in één op de vijf gezinnen tenminste één ouder behoorlijke last van posttraumatische stressreacties te hebben.”
Promotieonderzoek
Anne Bakker begon in 2007 aan haar promotieproject bij de Vereniging Samenwerkende Brandwondencentra Nederland / Universiteit Utrecht.
“Daarvoor werkte ik als onderzoeksassistent op de psychosociale afdeling van het Emma Kinderziekenhuis (AMC Amsterdam) mee aan een onderzoeksproject over kinderen met kanker en het omgaan met tegenslag.
Omdat het thema ‘hoe gaan gezinnen om met ingrijpende gebeurtenissen’ mij boeit, besloot ik me te verdiepen in kinderen met brandwonden en hun ouders. Er bleek nog nauwelijks onderzoek naar te zijn gedaan.”
“Bij kleine kinderen gaat het vaak om die pot met hete thee, de waterkoker of de hete soep die op het fornuis staat. Negentig procent van de ongevallen zijn hete vloeistof ongevallen. “Die kleintjes gaan op onderzoek uit. Ze staan op hun tenen en kunnen ineens overal bij. Bij de oudere kinderen, zo tussen de acht en zeventien jaar, zie je een verschuiving naar ongevallen door vuur: het spelen met lucifers, vuurwerk afsteken en de barbecue.
Verbandwisselingen
“Voor mijn onderzoek volgde ik enkele gezinnen in het Brandwondencentrum in Beverwijk. Ik was bijvoorbeeld ook bij één van de vele verbandwisselingen, die erg pijnlijk zijn. Heel aangrijpend… Ouders vertelden over ‘dat ene moment van onoplettendheid’, of ‘die samenloop van omstandigheden’. Je kon duidelijk zien hoe heftig het was voor ouders om dit door te moeten maken.”
Anne Bakker interviewde, samen met een grote onderzoeksgroep, moeders én vaders van kinderen met brandwonden die werden behandeld in de drie Nederlandse en vier Belgische brandwondencentra. “De eerste anderhalf jaar na het ongeval werden ouders uitgenodigd om met een zekere regelmaat vragenlijsten in te vullen. Daarin konden ze aangeven, hoe ze zich voelden. Als daar aanleiding voor was, werden zij in contact gebracht met een nazorg-verpleegkundige. Of eventueel met een psycholoog.”
Herbeleving
In haar proefschrift concludeert zij dat kort na het ongeval een aanzienlijk gedeelte van de ouders posttraumatische stressreacties vertoont. Anderhalf jaar na het ongeval vertoonde in één op de vijf gezinnen minimaal één ouder nog steeds deze symptomen.
“We hebben het dan over symptomen als: herbeleving van de ziekenhuisopname, lichamelijke reacties als je aan die gebeurtenissen denkt, vermijdingsgedrag, bijvoorbeeld niet meer durven barbecueën als het een barbecue-ongeval betrof of niet meer naar de plaats van het ongeval terugkeren. Of niet naar de huid en littekens van het kind durven kijken. In feite zijn het, kort na het ongeval, allemaal gewone reacties op een ongewone gebeurtenis. Je spreekt van een post traumatische stress stoornis als de genoemde symptomen na een maand nog onveranderd hevig zijn en het dagelijks functioneren belemmeren.”
Emoties
Schuldgevoelens spelen een belangrijke rol bij het ontwikkelen van PTSS bij deze groep ouders. ‘Had ik maar beter opgelet.’ Of: ‘Was ik maar niet gaan werken, dan was dat ongeluk op het kinderdagverblijf nooit gebeurd.’ In haar proefschrift adviseert Anne Bakker hulpverleners oog te hebben voor deze schuldgevoelens, maar ook voor emoties als angst dat het kind het niet zal overleven en boosheid over het ongeval. Ook die gevoelens spelen namelijk een belangrijke rol in het ontwikkelen van PTSS.
Samenvattend laat Anne Bakkers proefschrift zien dat een brandwondenongeval een ingrijpende gebeurtenis is voor een kind én zijn ouders. Voor het onderzoeken van gevolgen van een brandwondenongeval en voor het ontwikkelen van hulp en begeleiding, is het belangrijk om oog te hebben voor het héle gezin. Het grote gedeelte ouders dat na zoveel tijd nog kampt met stressreacties, benadrukt het belang van goede ondersteuning en nazorg.