Een ervaringsverhaal van een coronapatiënt, over het ziekteproces én herstel.

Frank (39) uit Haarlem schetst zichzelf, voordat hij besmet werd met het coronavirus, als een vitale vader van twee jonge zoons, sportief en vol levenslust. Hoe anders die situatie was, nadat hij afgelopen maart terugkeerde van een wintersportvakantie met vrienden, heeft hij zich nooit kunnen voorstellen. Frank liep corona op in het Oostenrijkse Kaprun en belandde niet veel later met heftige symptomen in het ziekenhuis. Voor ons tijdschrift Eerste Hulp deelt hij zijn verhaal. ‘Om anderen te waarschuwen, dat zeker, maar ook om te laten zien dat er hoop gloort na het revalidatietraject.’

‘Wat was ik er aan toe’, herinnert hij zich, terwijl hij vertelt over zijn skivakantie. ‘Na een druk jaar waarin ik een baan als projectontwikkelaar bij een grote woningcorporatie afwisselde met de verbouwing van onze jaren dertig woning en de opvoeding van onze geweldige kinderen, keek ik ontzettend uit naar een weekje skiën met mijn studievrienden. In eerste instantie wilde ik Isabel niet alleen laten met onze jongens, maar ze vond dat ik het verdiende om even weg te zijn van huis, waar nog verschillende klusjes wachtten. Ik besloot daarom te gaan.’ Spijt van zijn keuze heeft hij niet. ‘Natuurlijk heb ik weleens gedacht: had ik maar naar mijn eerste gevoel geluisterd, maar ik vertik het om dit incident, zo noem ik het gemakshalve, impact te laten hebben op de onbevangenheid die ik had en nog steeds heb.’

Slechts vier dagen verbleven de vrienden, die elkaar kennen uit de tijd dat ze alle drie bouwkunde studeerden, in Kaprun, nabij de populaire wintersportplaats Zell am See. De eerste coronabesmettingen waren reeds in het nieuws, maar van de ernst van de situatie was in het skioord op dat moment nog weinig bekend. ‘Toch bleek het virus al onder ons te zijn’, vertelt Frank. ‘Hoe we het hebben opgelopen, is me overigens nog steeds een raadsel. We sliepen in een kleinschalig familiepension waar in de ontbijtruimte standaard voldoende afstand was en van de après ski hebben we bewust niet meegemaakt omdat we, gezien onze relatief korte verblijfsduur, optimaal van de sneeuw én latten wilden genieten.’ De enige bron van besmetting die hij zich kan bedenken is de lift, die tijdens het verblijf van de vrienden nog volop skiërs van beneden naar boven vervoerde.

Eenmaal thuisgekomen leek er in eerste instantie geen vuiltje aan de lucht. ‘Na een paar dagen thuis klapte ik mijn laptop weer open om aan het werk te gaan. Vanwege de stukadoor die startte op onze bovenverdieping, werkte ik die week noodgedwongen thuis. Iets wat we me aanvankelijk helemaal niet beviel. Achteraf ben ik echter zo dankbaar dat ik daardoor geen collega’s heb kunnen besmetten.’ Na een goede week kreeg Frank verkoudheidsklachten. ‘Die weet ik in eerste instantie aan de temperatuurswisseling. Immers, in Oostenrijk heerste vrieskou, terwijl Nederland een relatief warme maart beleefde. Al snel veranderde de verkoudheidsklachten echter in heftige luchtwegklachten en moest ik mijn thuiswerkplek noodgedwongen verruilen voor mijn bed. Toen ging het snel bergafwaarts.’

‘In twee dagen tijd veranderde mijn situatie van beroerd naar doodziek. Ik sliep al een paar nachten slecht en had koorts, maar nu leek het alsof er een nijlpaard op mijn borstkas zat, zo kortademig was ik. Praten werd lastiger en ik voelde me steeds futlozer worden. Uit angst om naar het ziekenhuis te moeten – als kind werd ik voor een kleine ingreep ooit bijna aangezien voor een ander patiëntje – probeerde ik me groot te houden. Tot mijn vrouw doorkreeg dat het echt niet goed met me ging. Ze belde mijn huisarts en ik kon meteen terecht. Via een speciale ingang werd ik, alsof ik radioactief was, opgewacht door de vrouw die al zeventien jaar mijn dokter is, volledig gehuld in beschermende kleding. Het was haar vrij snel duidelijk dat ze met een nieuwe coronabesmetting te maken had en ze constateerde tevens een onregelmatige hartslag. Ik moest direct door naar het ziekenhuis.’

Een test kreeg Frank niet meteen, zo wist zijn vrouw hem later te vertellen. ‘Vanwege de ernst van mijn situatie, die bij aankomst in de witte tent voor het ziekenhuis adequaat werd opgemerkt, ben ik gelijk met spoed binnengebracht. Van de momenten daarna herinner ik me weinig. Ik weet nog dat ik wakker werd met een slangetje in mijn neus. Een beademingsmachine hoefde daar, mogelijk gezien mijn jonge leeftijd, gelukkig niet aan te pas te komen. Een bloedtest had inmiddels corona uitgewezen. In mijn linkerarm was een infuusnaald aangebracht. Hoewel ik, ondanks alle voorzorgsmaatregelen, liefdevolle zorg ontving van het verplegend personeel, overmande me het verdriet van het missen van mijn vrouw en zoontjes. De gedachte dat ik de veertig misschien niet mocht halen door een vreemd en onbekend rotvirus maakte me nog benauwder dan ik al was. Het kwam ook mijn hartritme niet ten goede, waardoor ik een kalmeringsmiddel kreeg toegediend.’

‘Na vier dagen in het ziekenhuis te hebben verbleven, nam de benauwdheid toch geleidelijk af en kreeg ik heel langzaamaan wat meer energie. Het ziekenhuispersoneel maakte het me mogelijk om met mijn kinderen te Skypen, dat gaf me een enorm krachtig gevoel. Het is medisch gezien niet uit te leggen dat het daardoor beter met me ging, maar toch voelde ik me na het contact steeds meer aan de betere hand. Uiteindelijk bleef mijn zichtbare herstel, het zij in kleine stapjes, niet onopgemerkt en besloten de artsen om mijn externe zuurstoftoevoer af te bouwen. Ik voelde zelfs weer de kracht om een rondje over de gang te wandelen en ging zelfstandig naar de wc. “En ging ik zelfstandig naar de wc” lees ik mezelf in gedachten voor, alsof ik het over een bejaarde man heb. De waarheid is echter dat ik me ook zo voelde.’

‘In de dagen daarna stabiliseerde mijn situatie zich en werd besloten dat ik naar huis mocht om daar in alle rust te herstellen. Gelukkig had Isabel slechts milde klachten gehad en kon ik bij thuiskomst rekenen op haar volledige steun. De vensterbank op onze slaapkamer stond bij thuiskomst vol met kaarten en een heliumballon van Brandweerman Sam zweefde aan de knop van mijn nachtkastje, daaraan een kaartje met opschrift: “Beetersgap papa”, geschreven door mijn jongste van zeven. Hoewel alle zorg en liefde me ontzettend goed deden, merkte ik vrijwel direct dat ik nog een lange weg te gaan had. Ik sliep veel, voelde me futloos en was acht kilo afgevallen, terwijl ik al niet zoveel bij te zetten had. Omdat ik van mezelf moest aansterken, probeerde ik alles wat Isabel klaarmaakte tot de laatste hap weg te werken, terwijl mijn eetlust nog niet optimaal was. Op een dieet bestaande uit voornamelijk kippensoep en boterhammen met kaas kreeg ik beetje bij beetje toch meer energie.’
Ruim drie weken nadat hij ontslagen werd uit het ziekenhuis, probeerde Frank aan zijn conditie te werken door te fietsen. ‘Op de fiets van mijn vrouw ging ik er dagelijks uit voor een spreekwoordelijk rondje om de kerk. Een keiharde realitycheck voor iemand die drie jaar daarvoor de Stelviopas in de Italiaanse Alpen beklom. De lange weg die ik te gaan had, moest ik accepteren, dat was wat de artsen me pijnlijk duidelijk maakten. Het belangrijkst was, zo konden ze me na een eerste onderzoek voorzichtig vertellen, dat er geen blijvende schade aan mijn longen te zien was.’

‘In het begin voelde ik me na inspanningen nog kortademig, maar ook dat gevoel verdween in de weken daarna steeds meer. Na ruim anderhalve maand pakte ik mijn werkzaamheden weer op’, vervolgt hij. ‘Het inmiddels algemeen ingevoerde thuiswerken bood me de mogelijkheid om tussen de middag even een uurtje naar bed te gaan om op te laden. Na twee maanden had ik deze powernap zelfs al niet meer nodig. Nu, ruim een half jaar later, durf ik te zeggen dat ik meer en meer de oude Frank ben. Afgelopen zomer vierde ik met mijn gezin vakantie in eigen land, waarbij ook mijn racefiets weer van stal mocht. Op vlakke ondergrond dat wel, een bijkomend voordeel van een vakantieverblijf dichtbij huis. Volgend jaar hoop ik de Alpen weer eens te mogen bedwingen. Ik heb er alle vertrouwen in dat ik dan mijn conditie weer volledig op peil heb, ook al ben ik dan al veertig’, grapt hij.

Wat Frank lezers wil meegeven? ‘Ten eerste dat er, ondanks eerdere berichten over dood en verderf, voor velen ook hoop gloort na een zware coronabesmetting. Maar niet minder belangrijk ook dat een gevaar in een klein hoekje schuilt. Mijn verhaal is een keihard voorbeeld dat het coronavirus niet alleen ouderen of mensen met onderliggend letsel treft. Wie slechts milde klachten ondervindt, mag zich gelukkig prijzen, maar voor jonge mensen is er geen garantie dat het daar bij blijft. Houd daarom de geldende coronamaatregelen in acht en zie een toekomst met feestjes, omhelzingen en wintersportvakanties mét après ski hoopvol tegemoet. Want, met de nodige aanpassingen is die toekomst hopelijk snel weer het nieuwe normaal’, besluit hij.

NB: om privacyredenen zijn naam en
woonplaats in het artikel gefingeerd

Delen op social media

Word nu lid van de Nationale Bond EHBO

Schrijf je hier in