Nederlandse Reanimatie Raad is volwassen maar nog lang niet aan pensioen toe
De Nederlandse Reanimatie Raad (NRR) bestaat twintig jaar en viert dit jubileum in maart met een feestelijk congres. Hoewel de eerste doelstelling – overeenstemming over uniforme reanimatierichtlijnen – is bereikt, is achteroverleunen er niet bij. Voortdurend vragen nieuwe onderwerpen om aandacht; theorie-les via e-learning, het gebruik van AED-apparatuur en de inzet van AED-netwerken. Kortom, de NRR is volwassen geworden maar nog lang niet aan zijn pensioen toe.
“Je kunt op veel plaatsen leren zwemmen. Maar verlang je een erkend diploma dan moet je les nemen bij een erkende zwemschool.” Fred Dijkers, huisarts en secretaris van de NRR, geeft daarmee het belang aan van uniformiteit bij het reanimeren en het reanimatieonderwijs. Jarenlang boden uiteenlopende onderwijsinstellingen reanimatiecursussen van verschillende kwaliteit aan. Er kwam eenheid nadat het Oranje Kruis, de Nederlandse Hartstichting, Het Rode Kruis en de NvAA (een ledenorganisatie van zorgprofessionals) de koppen bij elkaar staken en in 1993 de NRR oprichtten. Met als onmisbaar element een wetenschappelijke raad als deskundig adviesorgaan. “Een goede constructie”, zegt Fred Dijkers, “omdat deze specialisten uit de gezondheidszorg de mening van de wetenschap naar de werkelijkheid kunnen helpen vertalen.”
Veel bereikt
Er is veel bereikt in de afgelopen twee decennia. De NRR groeide uit tot een stevige organisatie die opleidingsmateriaal ontwikkelt en zorgt voor eenheid in onderwijs. Daarbij rekening houdend met de nieuwste Europese richtlijnen. Er zijn momenteel 5500 gekwalificeerde reanimatie-instructeurs en tientallen gekwalificeerde opleidingsinstituten in Nederland waar een – door de NRR erkende – training is te volgen.
De NRR schaart zich volledig achter de gedachte dat ‘iedereen moet kunnen reanimeren’ maar verliest de realiteit niet uit het oog. Fred Dijkers: “Het is prachtig om veel cursisten in te schrijven maar dan moet je ook kunnen beschikken over voldoende bevoegde docenten. Er is veel veranderd: zo staan de instructeurscursussen niet alleen open voor artsen en verpleegkundigen maar ook voor medicijnenstudenten en sportleraren.”
Stapje terug
“Binnen de NRR komen verder thema’s aan bod zoals: hoe vaak houd je visitaties om de kwaliteit te bewaken? Welke instituten bieden e-learning aan en welke procedures moeten zij volgen om erkenning te verkrijgen? En mogen thuiszorg-organisaties of EHBO-verenigingen zelf hun onderwijs ontwikkelen? Wij staan op het standpunt dat niet alles via de NRR hoeft te lopen. De dingen die we doen, willen we goed doen. Maar een stapje terug is soms nodig. We moeten niet een te grote broek aan willen trekken.”
Nog zo’n onderwerp waar de NRR zich over buigt, is het gebruik van de Automatische Externe Defibrillator (AED) waarmee ook vrijwilligers met reanimatie-diploma een elektroshock kunnen toedienen. Binnen zes minuten moet zijn gestart met reanimeren en bij elke minuut uitstel neemt de overlevingskans met 10% af. “Een AED is van toegevoegde waarde en niet duur in aanschaf. Je ziet deze apparatuur nu overal hangen. Van luchthaven tot gemeentehuis, van wijkcentrum tot supermarkt.”
“Er zijn uiteenlopende modellen op de markt, met verschillende manier van bedienen. Daar moet je mee kunnen omgaan. Verder moet iemand de AED, net als een BB-sirene, regelmatig uittesten. Om te voorkomen dat je bij een noodgeval ontdekt ‘dat de AED het niet meer doet’. Volgend aandachtspunt: om vandalisme tegen te gaan zijn AED’s beveiligd met een code. Die is bijvoorbeeld op stations op te vragen bij een medewerker van de spoorwegen. Maar stel dat er op een cruciaal moment geen spoorwegbeambte te vinden is?”
AED-netwerk
Ambulances hebben een defibrillator, maar kunnen in de praktijk meestal niet sneller dan acht tot tien minuten na een melding ter plaatse zijn. Er kan dus kostbare tijd verloren gaan. Het antwoord daarop zijn de AED-netwerken. Na een alarm op hun mobieltje spoeden vrijwilligers zich naar een slachtoffer in hun buurt waar ze in afwachting van de ambulance met reanimeren beginnen. Limburg en Twente zijn proefgebieden en de NRR volgt de ontwikkelingen nauwlettend en probeert de kwaliteit te bewaken.
Het ski-ongeval van prins Friso bracht het onderwerp reanimeren alle Nederlandse huiskamers binnen. Ook het thema ‘kans op hersenbeschadiging’ kwam schrijnend in beeld. De voorzitter van de wetenschappelijke raad van de NRR gaf desgevraagd uitleg in de media over de richtlijnen wanneer reanimeren wel en niet meer zinvol is. Het grote publiek kijkt kritischer naar het nut van reanimeren met de gedachte ‘een coma na het reanimeren is is nu precies wat ik niet wil’. (zie ook pag. 11)
Kasplantje
“Heel begrijpelijk”, vindt Fred Dijkers. “Een gezond mens wil niet als een kasplantje terugkomen. Er zijn om die reden mensen die een niet reanimeren penning aanvragen bij de Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde. Maar bedenk: een hersenbeschadiging treedt op door de tijd waarin niet wordt gereanimeerd. Stel je ligt op de operatietafel voor een eenvoudige ingreep en je krijgt onverhoopt een hartstilstand. Alle kennis en apparatuur zijn aanwezig om onmiddellijk in te grijpen. Maar je draagt de niet reanimeren penning… Deskundige hulp weigeren zou dan heel jammer zijn.”
De vele aspecten van reanimeren en reanimatieonderwijs komen aan bod op het NRR-jubileumcongres, bedoeld voor zorg- en hulpverleners. “Er is veel belangstelling. Het onderwerp reanimeren is in al zijn facetten nog altijd volop in ontwikkeling.”