Wat er al niet kan gebeuren

… je kunt er op wachten met kinderen

Het is een prachtige lenteavond. Langer licht, lekker warm en moeder Marjolein en haar kinderen genieten er nog even van. Marjolein bladert wat in een tijdschrift, en twijfelt of ze de kinderen niet al naar bed moet brengen. Ach, het is vrijdagavond en ze spelen nog zo gezellig bij de schommel. Ze hoort ze plezier maken. Heldere, vrolijke kinderstemmen. Opeens verandert een uitgelaten gil in een hevig huilen. Marjolein schrikt en tegelijkertijd weet ze dat huilen een goed teken is, heel ernstig kan het niet zijn. Hoopt ze. Haar zoon Bartus (7 jaar) blijkt het slachtoffer. Hij sprong van de schommel en kwam verkeerd neer op zijn pols. Iedere aanraking doet pijn. Bewegen lijkt al helemaal onmogelijk. Snel gaan ze naar binnen, de pols koelen en allemaal een glas water voor de schrik.

Marjolein vertrouwt het niet, misschien is het wel gebroken. Ze belt met de huisartsenpost. Het advies is blijven koelen en gewoon gaan slapen, dan zal het morgen wel beter gaan. Marjolein betwijfelt dit, maar ja, verstand heeft ze er niet van, dus ze kan alleen maar het advies opvolgen.

Na een nacht van veel wakker zijn en pijn, is het dus helemaal niet beter. Bartus kan zijn hand en arm niet bewegen en aanraken mag ook al niet. Is hij te kleinzerig of is er meer aan de hand? Marjolein aarzelt, wat is het beste om te doen? Ze belt weer met de HAP en nu mogen ze wel komen. Daar worden ze doorgestuurd naar de spoedeisende hulp van het ziekenhuis, want de pols is gebroken. Gelukkig geen ernstige breuk, maar slechts een twijgbreuk. Het bot van kinderen is nog elastisch, eigenlijk vergelijkbaar met een jonge boomtak. Het bot breekt, maar het beenvlies blijft dan nog heel. Wel moet er gipsverband omheen, in elk geval voor drie weken. En de pijn kan de eerste dagen gewoon met paracetamol bestreden worden. Hij krijgt van Marjolein een knuffelaap, gekocht in de ziekenhuiswinkel. Dat troost een beetje. Na een week moet er een nieuwe röntgenfoto gemaakt worden, gelukkig blijkt het bot goed te staan. Bartus krijgt nieuw gips, nu met een kleurtje.

Als het gips er weer af mag, blijkt de pols nog heel gevoelig te zijn. Een dag later zitten de pols en onderarm vol met rood-blauwe stipjes, allemaal kleine bloeduitstortingen. Marjolein belt naar het ziekenhuis, want het ziet er niet goed uit. Het schijnt echter vaker voor te komen en hoe akelig het er ook uitziet, het is niet erg, het gaat vanzelf weer over. Het duurt nog een poos voor Bartus zijn pols weer normaal kan gebruiken en hij niet meer bang is voor stoten of aanrakingen.

Vader Ernst had een vergelijkbare ervaring. Het is al half tien, dus eigenlijk allang kinderbedtijd geweest. Terwijl hij geniet van het mooie weer en zijn vrolijk spelende kinderen, klinkt er ineens een oorverdovend gegil. Het is onmiskenbaar zijn dochtertje Esmee. Zij piept nooit, dus het moet nu wel mis zijn. Esmee is van de trampoline gevallen en haar enkel doet veel pijn. Waarschijnlijk gebroken. Ernst is zelf verpleegkundige en aarzelt geen moment, hup, meteen naar de spoedeisende hulp van het ziekenhuis. Daar aangekomen krijgen ze te maken met lange wachttijden, waardoor Esmee van 7 jaar, pas om half twee ’s nachts aan de beurt is. Gelukkig valt het mee, maar het is wel gebroken. Ze moet in het gips. Na een dag is het ergste leed al geleden en huppelt Esmee vrolijk op haar krukken door het huis. En nu mag ze ook nog eens iets uitzoeken bij de speelgoedwinkel. Het moet iets zijn waar ze rustig bij kan zitten, vindt Ernst. Het worden glitterstrijkkralen, waar Esmee blij mee is. Na tien dagen wordt het gips vervangen door loopgips, dat is wel een tegenvaller. Ze had gedacht zonder gips naar huis te gaan. Maar van het loopgips heeft ze eigenlijk nauwelijks last en ze kan zelfs mee op schoolreisje.

Voor Daan van 14 jaar verloopt het een stuk vervelender. Hij is met een stepje aan het stunten voor het huis, stoeprandjes op en af, sneller en sneller, leuke draaien willen maken en ineens pats-boem, hij smakt neer op straat. Zijn voet ligt vreemd gedraaid ten opzichte van zijn been en het is meteen duidelijk dat het helemaal foute boel is.

Omstanders bellen 112 en niet veel later kan Daan met de ambulance mee naar het ziekenhuis. In de ambulance moet even rondgebeld worden om te vragen welk ziekenhuis plek zou hebben. Het wordt een groot academisch ziekenhuis in een naburige stad. Zijn moeder is ook gewaarschuwd en is zelfs eerder in het ziekenhuis dan Daan. Na röntgenfoto’s blijkt dat een operatie noodzakelijk is. Zijn enkel moet eerst gezet worden en daarvoor krijgt hij sterke pijnstillers. Daan wil er zelf niets over vertellen, maar zijn jongste zus vertelt dat hij met vier man moest worden vastgehouden. Het doet afschuwelijk veel pijn. Hij moet daarna heel lang wachten op de operatie, gelukkig begint de pijnstilling ondertussen wel goed te werken. Maar er zijn steeds ernstiger gevallen die voor moeten gaan. Totdat het te laat is, de zwelling in zijn enkel is inmiddels te fors en er mag niet meer geopereerd worden. Toch maar gips er omheen en even een weekje thuis wachten tot de zwelling minder zal zijn. Daar wordt hij verwend met post van de hele familie, zakken snoep en veel bezoek. Als hij een week later eindelijk wordt geopereerd, en weer bijgekomen is, heeft de chirurg goed en slecht nieuws voor Daan. De operatie is geslaagd, maar hij is een schroefje vergeten. Daan moet dus opnieuw geopereerd worden. Weer begint het wachten en het daarvoor nuchter moeten blijven, om vervolgens toch niet aan de beurt komen. Uiteindelijk wordt de fout hersteld en Daan is tien schroeven, veertien hechtingen en gips rijker. Na een paar weken mag het gips er weer af en dan begint zijn revalidatieprogramma.

Sterre van 8 jaar vertelt zelf over haar ongeluk: “Ik moest mijn laarzen aandoen en daarvoor had ik een steuntje nodig. Ik hield me met een hand vast, terwijl ik met mijn andere hand mijn laarzen aandeed. Ik hield me vast aan de deurpost, aan de kant van de scharnieren. Papa had niet gezien dat ik me daar vasthield, hij deed de deur dicht. Toen zaten mij vingers er dus tussen. Het deed pas echt pijn toen de deur weer open was. Mijn vingers deden pijn en twee nagels zaten los.

De buurvrouw kwam even kijken of ze kon helpen, want zij heeft een EHBO-diploma. Zij wist ook niet wat ze kon doen, daarom gingen we naar de huisartsenpost. De dokter kon ook niks doen, dus gingen we daarna naar de spoedeisende hulp. Er werd een röntgenfoto gemaakt, maar gelukkig was het niet gebroken. De dokters gingen de nagels weer terugzetten en ze gingen het ook hechten. Daarvoor kreeg ik wel een verdoving. Maar dat hechten was toch niet zo goed gelukt, dus dat hebben ze weer eruit gehaald. En toen zei het doktersmeisje tegen de doktersjongen: ‘Aan jou de eer om dit dappere meisje te verbinden’. Ik kreeg ook een diploma omdat ik zo dapper was geweest. Van mijn broer kreeg ik een knuffeleenhoorn. De volgende dag toen we bij opa en oma waren belde de dokter dat het toch gebroken was. Het hoefde niet in het gips. Daar heb ik echt geluk mee gehad, want als ze het meteen hadden gezien, dan had ik wel gips gekregen. Na een tijdje mocht het verband eraf. Jammer genoeg stootte ik mijn vingers en toen gingen de twee nagels eraf. Bij een nagel zat er al een nieuwe onder, dus dat maakte niks uit en bij de andere is weer een nieuwe nagel gegroeid. Nu heb ik er geen last meer van. En oh ja, van oma kreeg ik een knuffelbeer.”

Delen op social media

Word nu lid van de Nationale Bond EHBO

Schrijf je hier in